Onderstaande column is een column die Mark Deckers live schreef tijdens onze deelsessie op het Nationaal Bibliotheekcongres op 14 maart 2017 in Assen. Het debat ging over onze rol in het bibliotheeknetwerk. Mark vatte samen:
Een broekie. Dat was ik.
Ik was 21 toen ik begon te werken voor de bibliotheeksector. Jarenlang was ik in elk overleg dat ik bijwoonde de jongste. Hé, maar dat is niet zo moeilijk. In onze sector is 80% van het personeel boven de veertig en 64% boven de vijftig.
Mijn eerste baan was die van stafmedewerker bij het WSF-bureau. Zeg maar de huidige Plusfunctie. Ik werkte tussen allemaal bibliotheekdirecteuren die zo ongeveer allemaal tegen hun pensioen aanzaten. De WSF had toen nog heus bureau met een directeur. En een staf. En die staf die bestond uit één persoon: ik.
Ik weet nog dat ik in die tijd allerlei nieuwe woorden leerde. Gewoon omdat ik ze nog nooit gehoord had. Woorden als notoir, lethargisch en evident. Meestal knikte ik dan maar als ik zo’n woord hoorde in de hoop dat het het juiste knikje was en dat het niet verraadde dat ik dat woord nog niet kende. Om het dan in de pauze maar even stiekem op te zoeken in het woordenboek.
Niet veel later stapte ik over naar een echte bibliotheek. En ik kwam terecht in de wereld van echte bibliothecarissen: aanschaffen, baliediensten, vragen beantwoorden, lezingen organiseren en afschrijven. Ik werd omringd door dames die allemaal met gemak mijn moeder hadden kunnen zijn. Met namen als Truus, Gerrie, Hannie en Roelie. Kloeke moeders waren het die in mij allemaal een ideale schoonzoon zagen. Ik was echter al voorzien in de liefde want anders hadden ze mij zeker hun huwbare dochters aangesmeerd. Maar toen internet hun intrede deden was ik hun whizzkid. Wekenlang oefende ik met ze naar het zoeken op internet. En maar uitleggen dat je niet op auteur kon zoeken op internet. Maar het was een dankbaar publiek. Ik leerde ze internet en ze gaven me moederliefde terug.
En toen ik inmiddels net de dertig voorbij was begon ik – als jonge leidinggevende – zelf jonge mensen aan te nemen. Ik investeerde in Richard de briljante bibliothecaris-in-opleiding. Ik zorgde voor een betaalde stage en een betaalde afstudeeropdracht. Hij was een begenadigde trainer voor allerlei digitale cursussen en in ik zag hoe de dames met huwbare dochters zich plotseling op hem richten, in plaats van op mij. Hij had slechts één onhebbelijkheid. Hij hield van treintjes. Elke twee weken wilde hij wel een dag vrij om ergens naar treinen te kijken. Maar hij ging aan de slag bij ons. Tenminste: dat dacht ik. Eén dag voor hij bij ons begon vertelde hij me: ‘ik ga toch beginnen als conducteur bij de NS’.
Weg alle investeringen in hem.
Of neem nou Herbert. Herbert was een briljante ROC-student die op internet kon maken wat zijn ogen ergens anders zagen. Zelden zo’n handige jongen gezien. Dat hij ook andere sites hackte, zag ik maar door de vingers. Herbert had echter één onhebbelijkheid, hij dronk de hele dag sinas. Kwam je om acht uur ’s ochtends binnen dan had hij zijn eerste blikje al open. Ging je aan het eind van de dag weg, dan zat hij nog steeds aan de sinas.
Tot we erachter kwamen dat hij die sinas flink aanlengde met wodka en hij eigenlijk de hele dag in licht benevelde toestand doorbracht. Dat was het eerste ontslag op staande voet dat ik als jonge leidinggevende meemaakte. En ik brak daarmee een jeugdige carrière in de knop.
Kortom de grote gevaren voor jonge medewerkers zijn wel moeilijke woorden, de drank en het lonkend perspectief van het conducteurschap bij de NS.
‘Alles kids’ is het thema van het bibliotheekcongres, maar zorgt de bibliotheek wel voor haar eigen kids? Maartje, Tamar en Evi organiseerden een heuse deelsessie met drie stellingen hierover onder leiding van Piet-Hein Peeters. Laat de revolutie maar starten zou ik denken!
De eerste stelling was of kennisoverdracht van oudere naar jongere medewerkers goed geregeld is. Wat is dat nou voor stelling, dacht ik? Hoezo van ouderen naar jongeren? Niet van jongeren naar ouderen dan? Want voor mij is één ding wel duidelijk wordt dan is het wel dat de hele vakontwikkeling echt nog wel beter kan. Vraag maar eens aan de gemiddelde medewerker: ‘En wat heb jij het afgelopen jaar aan bijgedragen aan de vakontwikkeling van de branche’ en ik vermoed dat het dan toch enige tijd stil zijn. Nu we geen opleiding meer hebben voor bibliothecarissen zullen we daar samen veel harder aan moeten trekken. En als er iets is wat jonge bibliothecarissen ons bij bij deze stelling meegeven is het wel: hoor ons, gebruik onze kennis, laat ons experimenteren!
De tweede stelling is dat jonge medewerkers een meerwaarde hebben voor bibliotheken door hun leeftijd. Het merendeel is het hier wel mee eens. Frank Huysmans is het hier helemaal mee eens. Want hij vindt dat bibliotheken wel een afspiegeling moeten zijn van de samenleving. Ik kan zijn opvatting wel volgen maar vraag me af of we echt een afspiegeling moeten zijn van de hele samenleving: want gaan we ook bejaarden in dienst nemen, minderjarigen, postzegelverzamelaars en voetbalhooligans? De jongeren vinden overigens zelf de stelling bijna discriminerend. Jongeren als excuustruus is wel een heel verkeerd idee. Het gaat meer om passie dan om leeftijd.
De laatste stelling gaat over dat jongeren zich eenzaam kunnen voelen in hun werk en dat dit niet wordt onderkend. Veel zwevers bij deze stelling. Blijkbaar weten we ons daar nog niet goed houding in weten te geven. De meest concrete oplossing die ik hier hoorde was om samen vaker naar het café te gaan. Maar elke dag naar het café is wellicht ook niet de beste oplossing. Zijn we jongeren hierdoor kwijt geraakt in de bibliotheek? Een jonge collega vertelt haar kwetsbare verhaal over hoe ze na een reorganisatie alleen over bleef. Ze kan haar privé-wereld niet meer delen en daarmee is de bibliotheek haar wereld niet meer. Hoe breekbaar het verhaal ook is, het slaat de spijker op zijn kop.
Ondertussen zie ik ze wel loeren hoor: de Ankie Kesselers, Chris Wiersma’s en Nan van Schendels. Het zijn de slimme werkgevers die hier zitten. Want ik zie ze denken: werkte die Tamar of Evi maar bij mij. En ja, ik zie ze ook denken: ik heb nog een huwbare zoon. Een bibliothecaresse als vriendinnetje is toch de ideale schoondochter.
En ja, na deze bijeenkomst zie je ze smoezen en is het headhuntseizoen begonnen. De jongeren gaan zometeen allemaal met een nieuw contract de deur uit. En daarmee begint een nieuwe trend. Want volgend jaar doen ze dit weer op het bibliotheekcongres. En ook dan zit u als werkgevers hier weer klaar. U gaat tegen elkaar opbieden: bij mij een personeelsabonnement zonder boetes, bij mij gratis reserveren of bij mij een bibliobusje van de zaak. Volgende bibliotheekcongressen worden de nieuwe transferperiode voor jonge bibliothecarissen!
Ik ben nu 45 en ik behoor nog immer tot de 30% jongste medewerkers. Er is geen sector waar je je zo lang jong kunt voelen. Eeuwig jong. Zeg nou zelf: wie wil er nou niet in zo’n sector werken?
Dus koester deze jongeren. Geef jong talent de tijd, de ruimte en het vertrouwen. Geef ze een woordenboek voor de moeilijke woorden, hou ze weg bij de drank en vooral bij de NS. Voor je het weet zijn ze conducteur. Dat moeten we toch echt zien te voorkomen.
Succes!
Meer van Mark lezen? Bekijk zijn website: http://www.markdeckers.net/